Bijna alle vormen van energieproductie worden gesubsidieerd, ook windenergie.
Voor klassieke vormen van elektriciteitsproductie zijn er de externe kosten die niet door de producenten maar door de maatschappij gedragen worden, en die daarom beschouwd moeten worden als een subsidie. Het gaat dan bijvoorbeeld over ziektekosten die door de sociale zekerheid gedragen worden maar die veroorzaakt worden door luchtvervuiling door steenkoolcentrales; provisies voor kosten van nucleaire ongevallen ingevolge de ontoereikende verzekering van de uitbaters van kerncentrales; kosten ten gevolge van de klimaatverandering; …
Daarnaast zijn er de rechtstreekse subsidies aan klassieke vormen van energieproductie. In het verleden ging het dan meestal om subsidies voor (door de overheid gebouwde) kerncentrales. Tegenwoordig gaat het veelal om subsidies voor eindgebruikers van elektriciteit uit (veelal) vervuilende bronnen.
Windparken in Vlaanderen die hun vergunningen krijgen in 2020, krijgen een ondersteuning (‘subsidie’) van minder dan € 8/MWh gedurende 20 jaar (windturbines > 3MW).
Dat is veel minder dan, bijvoorbeeld, de subsidies die nodig zijn voor een kerncentrale van de nieuwe generatie.